Hier vindt u alles over het ontstaan van de wet en de bestaande wetteksten.
Artikel 1
Ieder lid van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie, hierna Commissie genoemd, legt de door artikel 2 van het decreet van 20 juli 1931 voorgeschreven eed af in handen van de voorzitter van de Cultuurraad die het lid heeft aangesteld.
Artikel 2
De openbare vergaderingen van de Commissie worden bekendgemaakt via het Belgisch Staatsblad en medegedeeld aan de pers.
Artikel 3
De klacht bedoeld in artikel 24 § 1 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt, moet aan de Commissie worden toegezonden door middel van een ondertekend verzoekschrift bij een ter post aangetekende brief.
De klacht wordt door de bevoegde ambtenaar gestuurd aan de Franstalige of de Nederlandstalige voorzitter naargelang van de taal van de regio en voor Brussel en de gemeenten met faciliteiten, de taal van de klacht; de klachten betreffende het Duitstalig gebied zullen beurtelings en in volgorde van inschrijving door één van de voorzitters worden ontvangen.
De Commissie oordeelt over de ontvankelijkheid van de klacht. Zij beslist eveneens over de wenselijkheid en de procedure van een onderzoek ter plaatse en wijst de personen aan die ermee belast worden. Voor het onderzoek ter plaatse wordt een toelage voorzien van 250 BF per uur prestatie. Zij kan sommige van haar leden gelasten met het onderzoek naar verzoeningsformules die haar moeten worden voorgelegd. Alle politieke fracties die het wensen kunnen hierin vertegenwoordigd worden.
Artikel 4
Het presentiegeld dat toegekend wordt aan de voorzitters van de Commissie bedraagt 500 BF. Het presentiegeld dat toegekend wordt aan de vaste en plaatsvervangende leden bedraagt 400 BF.
Artikel 5
De leden van de Commissie genieten reis- en verblijfsvergoedingen waarvan het bedrag wordt vastgelegd overeenkomstig de bepalingen die ter zake gelden voor het personeel van de ministeries. De voorzitters worden daartoe gelijkgesteld met ambtenaren ingedeeld in rang 16 en de leden met ambtenaren van rang 13.
Artikel 6
Het is de voorzitters en de leden van de Commissie verboden feiten bekend te maken die zij, uit hoofde van hun ambt mochten kennen.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking op de datum van de installatievergadering van de Commissie, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 8
Onze Minister van Nederlandse Cultuur en van Vlaamse Aangelegenheden en onze Minister van Franse Cultuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Deze website gebruikt een cookie dat nodig is voor de goede werking ervan.